Het is zij wil, zonder t, en niet hij wilt. Dit is een veelgemaakte fout die je niet alleen maakt bij het schrijven, maar ook bij het spreken. Leer de reden, de alternatieven en de voorbeelden van deze fout op deze webpagina van Scribbr.
Voorbeeld: Reguliere werkwoorden Ik doe, zij doet Ik loop, zij loopt Ik vraag, zij vraagt Bij de werkwoorden willen, mogen, kunnen en zullen is de derde persoon enkelvoud (hij, zij, het) hetzelfde als de eerste persoon enkelvoud (ik). De tweede vorm enkelvoud mag met t (jij wilt) of zonder t (jij wil), maar de vorm zonder t is informeler.
Nee, 'jij wilt' is wel correct. Zowel de vorm jij wilt als jij wil (zonder -t) is correct. De regel waarin de -t verdwijnt bij willen, geldt alleen voor de derde persoon (hij of zij). Dus: 'Jij wilt een training volgen' en 'Jij wil een training volgen' zijn allebei correct. De spelling zonder -t gebruiken we vaker in informele
Zoals je in het vervoegingsschema van 'willen' hebt kunnen zien, schrijf je in alle gevallen 'hij wil'. 'Hij wilt' bestaat niet. Ook niet om aan te geven dat de tekst of boodschap formeel is. Deze vervoeging is de grootste onregelmatigheid in de vervoeging van het werkwoord 'willen'.
Hij wil Willen lijkt een regelmatig werkwoord, maar dat is het niet. Want in de derde persoon enkelvoud gaat de regel stam+t niet op. Oftewel, wanneer je het over hij of zij hebt, of over Jan of Truus, komt er dus geen -t bij.
Is het nu hij wil of hij wilt? Speciaal voor iedereen die dit, net als ik, lastig vindt, deze uitlegvideo! Daarin geef ik je hét antwoord op deze vraag én ee
.
hij wilt of hij wil